De rede van Sines

De stelling van Pythagoras, de formule van Einstein en de rede van Sines. Het is duidelijk welke van de drie er in dit rijtje niet thuis hoort maar op de één of andere manier vind ik het een mooi drietal. Ik wil namelijk een lans breken, een vuist maken, de vlag uitsteken voor Sines. Wat is dit een leuk stadje! Maar geen toerist die het weet…

Als Sines al in de boekjes staat, dan wordt het genoemd vanwege de vele industrie waar het stadje door ingesloten lijkt. En ook niet zomaar industrie maar petrochemische industrie. “Meteen doorrijden want het stinkt er”, is de reactie van camperbezitter die ik onderweg spreek. Dat komt ook omdat er op de opslagtanks SITANK staat. Om de één of andere reden heb je de neiging om die I tijdens het lezen over te slaan.

En op de rede van Sines liggen grote containerschepen te wachten tot ze aan de beurt zijn om door enorme havenkranen gelost te worden.
Industrie, drukte, stank. Met deze feiten trek je inderdaad geen toeristen aan.

Industriehaven van Sines


Ontdek het oude Sines

Maar voor wie doorzet, de industrie en pijpleidingen links of rechts laat liggen, afhankelijk van welke kant je de stad benadert, krijgt er iets moois voor terug. Want middenin ligt een oase. Een goudmijn. Een schatkist. Twee vriendelijke haventjes aan een enorme boulevard: de oude vissershaven en de kleine marina. Er tussenin ligt een rustig strand, genoemd naar Vasco da Gama; de held van Sines want het is zijn geboorteplaats.

Halverwege de boulevard vind je een gratis lift naar het oude centrum dat bovenop de rotsen is gebouwd. Daar kun je ronddwalen door de smalle, oude straatjes. Elk huis heeft geschiedenis, elk restaurantje ruikt verleidelijk naar gerechten tegen prijzen waar je zelf niet voor kunt koken. Al wandelend kun je luisteren naar de straatpraatjes van de inwoners, genieten van een bica met een zoete lekkernij op een eenvoudig terras. Het uitzicht over de bedrijvigheid in de havens is fantastisch. Vanaf dit standpunt krijgt het beeld van een tanker, die door slepers naar haar plaats wordt gebracht, een soort schoonheid.

Ik kom zo weinig toeristen tegen op mijn wandelingen door Sines, dat ik de neiging krijg om ze te begroeten.

‘Sketchwalk’ door het oude Sines

Ambities


De mevrouw van het gemeentelijk archief, waar ik toevallig mee aan de praat raak, weet het al wel. Het beeld dat je als toerist Sines maar beter kunt overslaan, klopt niet meer. Sines heeft ambities. De kwaliteit van lucht en zeewater is enorm verbeterd. Het Castelo de Sines is elk jaar gastheer van Festival Músicas do Mundo. De tallships komen naar Sines. Kortom, ze is begaan, enthousiast en wijst me op een expositie waarin de toekomstplannen van de stad aan haar bewoners worden verbeeld. “It’s very interesting.” En inderdaad; Sines wil haar stad qua architectuur en openbare ruimte flink aanpakken zonder de relatie met de zee en haar geschiedenis te vergeten.

Bij toeval kom ik in één van de oudste restaurantjes terecht, Adega de Sines, waarvan het interieur zorgvuldig bewaard is als voormalige plek om lokale wijn te kopen en te drinken. Een menukaart is er niet. Engels spreken ze ook niet. De serveerster neemt me mee naar de grill zodat ik mijn wensen mag aanwijzen.

Terwijl opa mijn kip grilt en moeders met de pan in de hand het restaurant binnenloopt om nog een overgebleven restje aan haar gasten aan te bieden, raak ik in gesprek met Michel uit Lissabon. Samen met zijn vriendin rijdt hij regelmatig naar Sines. “Het is hier fantastisch, geloof me. De sfeer, de rust. Neem nou dit restaurant, alles is puur. De wijn is puur, geen rommel. De vis is geen kweekvis maar alles zwom gisteren nog in de oceaan. De kip, hou je van kip, die kip hier, niemand grilt zulke lekkere kip als deze man.”

Ik kijk nog eens naar opa, die in zichzelf praat en mijn kip op een bord serveert. Zijn kleindochter brengt me mijn bestelling inclusief grote glimlach. Als Michel vertrekt constateer ik dat je hier nog steeds wijn kunt kopen. Een lege colafles wordt voor hem volgeschonken met huiswijn. Ik bestel zelf ook nog een karafje want van deze atmosfeer wil ik nog geen afscheid nemen.

Tallships

Een paar dagen later lopen de grote windjammers de haven binnen voor het Tallships festival. De zelfde sleepboten, die normaal tankers en containerschepen opvangen, begeleiden deze klassiekers naar hun plekje in de haven. Ik weet niet of er een hemel is en hoe dat dan zou moeten zijn, maar ineens zie ik die slepers als een soort wachters bij de hemelpoort. Na een lange, vermoeiende reis word je door deze dames – een schip is immers vrouwelijk – opgewacht en opgevangen. Ze nemen het van je over omdat zij hier thuis zijn, de weg weten, en je zonder averij veilig naar binnen loodsen.

Tallships festival Sines
Maar het meest indrukwekkende vind ik een documentaire over de lokale vissers van Sines die tijdens het festival in het kunstencentrum wordt vertoond. De verhalen van de mannen over een leven op zee en in de haven. Over de zorgen, het harde werken, de risico’s maar ook de grappen en streken die ze met elkaar uithalen.

Eens per jaar vieren ze feest. Dan worden de boten versierd, mogen de gezinnen aan boord en gaat de hele vloot de zee op. Gelovig als vissers gebruikelijk zijn vaart Maria letterlijk mee. Een dag waarop de boosheid op een collega, die je een streek heeft geleverd, wordt vergeten en vergeven. “Maar niet voor lang”, grijnst een oude baas, “een dag later begint het gestang gewoon weer opnieuw”.

Sines, wat een plek! Die trotsheid van de vissers in de film. Als ze dat vasthouden, dan komen ze er wel. Dan weet straks de hele wereld waar Sines ligt. Dat je er geweest moet zijn. En anders ligt er altijd wel een slepertje te wachten om je letterlijk naar binnen te slepen.

Dit verhaal werd eerder gepubliceerd op portugal.portal.nl

Reacties

Jan de Graaf zei…
Ik vind Sines zo'n schattig havenstadje, waar prachtige kranen langs de kant staan. Ik kon daar uren naar kijken.